Het beeld dat mensen niet geïnteresseerd zijn in wat er met hun data gebeurt, is achterhaald, betoog ik in Het Parool. Zouden data en privacy dan toch eindelijk hoger op de politieke agenda komen?
1984 weer populair: teken aan de wand
Media als The Moscow Times berichten dat het dystopische boek 1984 van George Orwell sinds begin dit jaar in Rusland weer populairder is dan het jaar daarvoor. De verkoop van de klassieker groeide 30 procent in winkels en 70 procent via webshops.
Antioorlogsactivisten betichten de Russische president Vladimir Poetin van het gebruik van newspeak: de taal uit 1984, waarin geen ruimte is voor negatieve woorden over het regime. Russen mogen de aanval op Oekraïne geen oorlog noemen, het regime noemt het liever een ‘militaire operatie’.
Het boek van Orwell beschrijft niet alleen accuraat hoe regimes propaganda inzetten en de waarheid naar hun hand zetten, het is ook verdomd spannend, wat er volgens mij aan bijdraagt dat het al zo lang zo populair is.
Wereld zonder privacy
Er is een andere reden waarom het werk van Orwell de laatste tijd vaker wordt gelezen: het leert ons hoe een wereld zonder privacy eruitziet. De populaire realityserie Big Brother uit 1999 dankt er zelfs zijn naam aan: Big Brother is watching you is een zin uit het boek die zijn weg naar het grote publiek wist te vinden. Via schermen en camera’s in woonkamers en de publieke ruimte kan geen geheim bewaard blijven, de regering in 1984 luistert altijd mee.
Keith Lowell Jensen zei eens dat Orwell niet in staat bleek te voorspellen dat we zelf de camera’s zouden kopen die ons zouden bespieden. Onze grootste angst zou volgens hem zijn dat niemand naar ons zou kijken. Dat overtreft de dystopie die Orwell schetste: we hoeven geen regime te vrezen dat ons bespiedt, we nodigen zelf anderen uit om mee te kijken naar onze geheimen. Gewoon, als we een foto op Instagram of op Facebook plaatsen, data delen met de Chinese overheid via TikTok of als we op Google zoeken of dat pas ontdekte bultje kwaad kan.
Het klinkt allemaal zo aannemelijk: het boeit burgers niet wat er met hun data gebeurt, zolang ze maar gemakkelijk kunnen liken, swipen, bestellen en likes kunnen scoren voor een gedeelde wielrenrit of vakantiefoto.
Ethisch datagebruik en privacy
Toch moet dat beeld worden bijgesteld. Een samenvatting van onderzoeken uit het Verenigd Koninkrijk, uitgevoerd door het Ada Lovelace Institute, wijst er namelijk op dat het publiek verwacht dat er voorzichtig met zijn data wordt omgesprongen. Het Ada Lovelace Institute streeft naar een wereld waarin de voordelen van data en kunstmatige intelligentie (AI) rechtvaardig worden verdeeld, een streven dat urgenter wordt nu AI steeds slimmer wordt en data steeds waardevoller.
Onderzoek laat zien dat er publieke steun is voor meer en betere wetgeving met betrekking tot datagebruik en datagedreven technologieën. Het publiek verwacht dat datagedreven innovaties ethisch zijn en gericht op het algemeen nut. Mensen willen weten wat er met hun data gebeurt en hoe ze die kunnen beschermen. Volgens de onderzoekers mag bezorgdheid van het publiek over het gebruik van zijn data niet worden afgedaan als een gebrek aan bewustzijn of begrip.
Het vergroten van het bewustzijn over de voordelen van datagebruik zal het vertrouwen van het publiek niet vergroten, zo luidt de aanbeveling. Laat het een aanwijzing zijn voor de ontwikkelaars van onze technologie en de vormgevers van beleid. De burger wil weten wat er gebeurt met zijn data en laat zich niet langer verleiden met spiegeltjes en kraaltjes als een fijne gebruikservaring of virale filmpjes.